Op 25 juli 2023 overleed mijn tante, Tiny Stam-van de Pieterman. Zij was voor mij een vraagbaak over haar familie en het vroegere leven in IJmuiden. Ze had een scherp geheugen en in 2020 interviewde ik haar over haar leven in de oorlog voor Velisena 29-2020 “Oorlog en bevrijding Velsen”. Als eerbetoon aan haar plaatsen we hierbij haar verhaal – Marianne Kwant van de Pieterman.
Bijschrift Foto:
Het gezin Van de Pieterman kort na de oorlog. V.l.n.r. Cok, vader Cornelis, Wim, Tiny, moeder Catharina en Herman. Bron: familiearchief
Tiny Stam-Van de Pieterman
Tiny is in 1935 geboren in de P.J. Troelstraweg en had drie oudere broers. De oorlog heeft ze bewust meegemaakt en daarnaast heeft ze veel gehoord van haar vader, moeder en broers.
Aan het begin van de oorlog verhuisden ze naar de Ratelstraat. Haar oom Manus had daar een rijtje huizen laten bouwen. Buren waren Lou Roth, zoon van Jan Roth van het Café “Wapen van Velsen”, Piet van der Linden en familie Heinis. Piet had nog een radio waar stiekem naar werd geluisterd. Toen vader Heinis om het leven kwam door een ongeluk moesten zijn weduwe en de kinderen van de Duitsers vertrekken uit IJmuiden. Dat lot gold voor alle weduwen, zij waren niet tot nut van de bezetters. Ook politieman “Dappere Dirk” en VSV-voetballer Piet van de Kuil woonden in de Ratelstraat. “Piet was altijd met een bal aan het trappen. Heel IJmuiden-Oost was VSV-gezind. Mijn vader was voorzitter van de elftallencommissie van de club.” Tiny ging in 1941 naar de Pieter Vermeulenschool aan de Stationsweg, dicht bij huis. Haar jongste broer ging naar School H aan de Le Mairestraat.
“Ik herinner me dat ik 8 jaar werd en onder mijn kussen een cadeautje vond. Het was een etuitje met een spiegeltje en kammetje. Wat was ik er blij mee. Ik was niks gewend en liep er de hele dag mee rond. Moeder bracht een traktatie naar school: kroosjes, dit zijn hele kleine pruimpjes. Iedereen vond ze lekker.” Herman, mijn oudste broer, was 18 jaar in 1942 en moest naar Sperenberg bij Berlijn. Daar werd hij tewerk gesteld in meubelfabriek Max Richter om wapenkisten te timmeren.
Af en toe kwam er een brief van Herman en hij stuurde zijn overalls op die dan door de buurmeisjes werden gerepareerd. In de brieven vroeg hij moeder spullen op te sturen, een sjaal, sokken, voedsel en zo meer. Een keer vroeg hij om een juspannetje om zelf wat te kunnen kokkerellen in de barak. Moeder heeft stad en land afgelopen om er een te vinden. Ook vroeg ze winkeliers om pakpapier om alles te kunnen verzenden. Een keer was het eten er uit gehaald en een keer kwam het pakket terug. Toen de bommen op Berlijn vielen werden de Hollanders als menselijk schild het dak op gestuurd. Herman sprak daar nooit over maar het moeten angstige tijden geweest zijn.



Bron: familiearchief
Broer Wim was geboren in 1926 en zat op de Willem de Zwijger ULO. Hij moest examen doen in hotel Krasnapolski in Amsterdam. In mei 1943 werd de leeftijd voor de Arbeitseinsatz verlaagd naar 17 jaar. Wim moest toen naar een werkkamp in Gramsbergen. Hij vluchtte en zat ondergedoken bij een bakker in De Lier bij Delft. Hij moest echter terug en vader bracht Wim en buurman Lou Roth elke nacht naar de villa van Van Hattem aan de Stationsweg. Lou had zich later alsnog gemeld voor de Arbeitseinsatz, omdat de Duitsers gedreigd hadden zijn vrouw op te pakken. Vader haalde bij de heer Zeeman, die een textielwinkeltje had aan de Wijk aan Zeeërweg, zwarte bonnen voor Wim. Jongste broer Cok ging vaak naar de noord om eten te halen bij de boeren.
Distributiestamkaart
Iedere Nederlander kreeg een distributiestamkaart, een persoonlijke kaart waarmee je bonnen kon halen bij de Distributiedienst. Er waren verschillende bonnen voor verschillende producten. De bonnen had je nodig om die producten te kunnen kopen in de winkels. In de kranten en op affiches werd aangekondigd welke bonnen wanneer geldig waren. Je moest dat heel nauwkeurig bijhouden om niets mis te lopen.

Bron: familiearchief

In februari 1945 moest de Ratelstraat worden afgebroken voor het schootsveld van de Duitsers. In de Burgemeester Rambonnetlaan stond nog één woning leeg waar wij in mochten. Deze woningen waren in 1938 door Manus van de Pieterman gebouwd en mijn vader was huisbaas. Ook gezinnen uit het Rode Dorp waren naar de Rambonnetlaan getrokken. Er lag sneeuw en vader had een slee gemaakt om te verhuizen. De woningen zagen er slecht uit, het huis was erg koud. Onder de vloer was nog meubilair verstopt van de mensen die uit het huis weg moesten. Buurman Jan Visser, ook wel Jan de Potter genoemd, zat in de zwarte handel en verkocht zeep van levertraan in vaatjes. Die zeep stonk erg, maar je had niks anders. In de Abeelenstraat was een gaarkeuken. Daar mocht je een keer per week eten halen. Ik herinner me goed dat moeder me met een pan in de rij zette en dat ik het eten erg vies vond.
Na de bevrijding stond Tiny vaak te kijken bij de bussen die bij het Rex theater aankwamen of haar oudste broer er bij was. De jongens waren allemaal uit Duitsland gevlucht nadat ze door de Russen waren bevrijd. Herman bonkte midden in de nacht op de deur. Iedereen kwam uit bed om hem te begroeten. Hij zag er niet uit; vuil, verwaarloosd en hij had niets meer. Moeder zette hem met zijn voeten in een teiltje want die waren vuil en stuk. Herman moest zich bij de gemeente inschrijven, hij had geen papieren meer.
Het was overal nog een chaos en alles was nog steeds op de bon. Ik herinner me dat je in Villa Kriemhilde gratis kleding kon uitzoeken en in het oude PEN-gebouw kon je meubels ophalen. De Duitsers werden in de Jacob van Heemskerkstraat ontwapend. Ze waren boos, verscheurden daar al hun geld en gooiden het in de goot. Ik was een kind en zag dat, maar ons gaven ze niks. In het huis van mevrouw Van Tiel, een bekend oogarts, naast het oude PEN-gebouw zat de Engelse Marine. Omdat Wim goed Engels sprak ging hij daar in de bediening. Later verhuisden ze naar Kennemerhof aan de Kennemerlaan. Aan het eind van de maand kreeg hij loon, kauwgom, chocola en een tinnetje Player sigaretten met de afbeelding van een matroos er op.

Ik zat op de huishoudschool en we moesten allemaal een rok maken van kleine lapjes. Ik herinner me dat we dit een bedelrok noemden maar deze zag er hetzelfde uit als de “Nationale feestrok”.
Dank je wel, Joke.
Mooi verhaal, de straatnamen zijn mij heel bekend, ook uit verhalen van mijn moeder, zelf jarenlang in de Lagersstraat gewoond